In Europa wordt 84% tot 90% van de paarden individueel en op een kleine oppervlakte gehuisvest[i]. Dit systeem brengt echter vele nadelen met zich mee. Een gebrek aan beweging en contact met soortgenoten verhindert het paard in het uitvoeren van zijn normale gedragingen. Studies hebben reeds aangetoond dat dit in vele gevallen kan leiden tot abnormaal gedrag en gezondheidsproblemen. Daarom pleit Caring Vets voor aanpassing van de wet op dit gebied en voor grotere bewustwording bij paardeneigenaren inzake de natuurlijke behoeften van paarden
Bijvoorbeeld: in Duitsland moeten volgens richtlijnen van het Federale Ministerie van Voeding, Landbouw en Consumenten-bescherming paarden enkele uren per dag vrije beweging krijgen. Op dat moment zou er mogelijkheid tot sociaal contact moeten zijn[ii]. Slechts in uitzonderlijke gevallen mogen paarden alleen gehouden worden, bijvoorbeeld wanneer het dier ziek is en de gezondheid van andere paarden of van het paard zelf in gevaar is. Wie van plan is om één paard te houden, zonder gezelschap, moet zich tot een dierenarts wenden. Het toezicht is aan de Duitse Dierenbescherming[iii]. Ook in Zweden en Denemarken is het niet geoorloofd om een paard alleen in de wei te zetten. Caring Vets pleit voor eenzelfde verbod in Nederland.
Diereigenaren zijn moreel verplicht ervoor te zorgen dat de vijf vrijheden van Brambell voor hun dier(en) gewaarborgd zijn[iv]. Eén van de vrijheden is de mogelijkheid tot het vertonen van normaal gedrag.
Voor de uitvoering van hun soortspecifieke gedrag hebben paarden bepaalde essentiële behoeftes, waaronder sociaal contact (paarden zijn kuddedieren), foerageren (paarden zijn bewegingsdieren) en vrije beweging (paarden zijn vluchtdieren).
Sociaal contact
Paarden vertonen sociaal gedrag, een eigenschap die voortkomt uit de voordelen die dat bood toen de paarden nog in het wild leefden. De kudde bood veiligheid, maar dan moest de groep wel als geheel functioneren: onderling was snelle, subtiele communicatie noodzakelijk. Sociaal contact is dan ook een essentiële behoefte. Een paard dat alleen wordt gehouden raakt gefrustreerd, afgestompt, ontwikkelt sneller afwijkend gedrag zoals weven[v] en vertoont sneller agressie. Voor het welzijn van het paard is het dan ook van belang dat dagelijks sociaal contact mogelijk is met andere paarden. Alleen al het zien van een ander paard helpt. Uit onderzoek blijkt dat zelfs een spiegel in de stal of een grote foto van een ander paard al positief effect heeft[vi]. Laten we dat vooral zien als een grappig weetje, want het paard is natuurlijk veel beter af met écht contact met soortgenoten: zicht, neus – neus contact en lichamelijk contact. Paarden verkiezen in alle gevallen sociaal contact boven alleen zijn, met uitzondering van een merrie die moet veulenen[vii].
Op stal kan dit gerealiseerd worden door tussenwanden van tralies of opengewerkte box-afscheidingen. Het is mooi als de voorzijde van de box een groot open gedeelte heeft waardoor het paard zijn hoofd de gang in kan steken. Zo is contact met de buren mogelijk én vergroot je de visuele horizon van je paard: twee vliegen in één klap.
Paarden sluiten ook vriendschappen, dus zet paarden naast elkaar die het met elkaar kunnen vinden. Helemaal mooi als ze ook gezamenlijk naar buiten kunnen. Dat maakt sociaal gedrag als samen spelen en ‘schoftbijten’ mogelijk[viii].
Groepshuisvesting is daarnaast voor sociaal contact ideaal. Dit heeft echter ook nadelen, zoals grotere kans op verwondingen. Afhankelijk van de groepsgrootte, de beschikbare ruimte, sociale gelijkwaardigheid van de paarden in de groep etc. zal een afweging gemaakt moeten worden. Een voorbeeld van sociale weidegang is het Paddock Paradise™, een systeem van paden binnen een vaststaand gebied, waarin de paarden worden gevoerd en beschermd tegen invloeden van buitenaf.
Er bestaat een heuse dating site voor paarden, waar men op zoek kan gaan naar een geschikt paardenmaatje en daarnaast is er een online initiatief gestart om eigenaren te helpen met het vinden van paard-vriendelijke stalling[ix].
Abnormaal gedrag
Paarden in gevangenschap worden vaak beperkt in hun species-specifieke gedragingen en behoeften, hetgeen kan leiden tot frustraties en stress. Dit uit zich vaak in stereotiep gedrag. Voorbeelden hiervan zijn luchtzuigen, kribbebijten, weven, tongspelen, hoofdschudden en staartschuren. Deze gedragingen komen enkel voor bij dieren in gevangenschap; in het wild ziet men dit gedrag niet. Een stereotypie wijst bijna altijd op een welzijnsprobleem[x].
Er is reeds veel onderzoek gedaan naar het ontstaan van stereotypieën bij paarden. Deze onderzoeken tonen grotendeels dezelfde oorzakelijke factoren aan: een gebrek aan sociaal contact, beperkte bewegingsvrijheid, te intensieve training of te weinig uren in training, grote hoeveelheden krachtvoer, weinig ruwvoer, een andere bedding dan stro die minder foerageergedrag uitlokt en speenmethode. Afhankelijk van de studie vertoont 2,5 tot 34,7% van de paardenpopulatie een stereotypie[xi].
Vanwege bovenstaande feiten pleit Caring Vets voor een aanpassing van de wet om ervoor te zorgen dat een paard niet gehouden kan worden, als contact met soortgenoten niet mogelijk is. Paardenhouderijen die door het ontbreken van mogelijkheden om soortgenoten te zien en aan te raken het welzijn van het paard schaden, worden ongeschikt geacht om paarden te houden. Particulieren met een enkel paard zouden deze niet alleen in een stal of een weide mogen houden. Bovendien adviseert Caring Vets aan paardeneigenaren om meer aandacht te besteden aan de sociale behoeften van paarden en pony’s, zodat abnormale gedragingen en gezondheidsproblemen ten gevolge van managementfactoren verminderen en hierdoor het welzijn van hun dieren verbetert.
Caring Vets, werkgroep paard
Literatuurlijst
[i] Rose-Meierhöfer S., Klaer S., Ammon C., Brunsch R., Hoffmann G. (2010). Activity Behaviour of Horses Housed in Different Open Barn Systems. Journal of Equine Veterinary Science 30(11), 624-634.
Korries OC (2003). Untersuchung pferdehaltender Betriebe in Niedersachsen-bewertung unter dem Aspekt und Beachtung haltungsbedingter Schäden [PhD thesis]. Hannover, Duitsland: Universiteit Diergeneeskunde.
[ii] Zeitler-Feicht M.H. (2013). Tiergerechte Haltungsverfahren für Sport- und Freizeitpferde gemäß den Leitlinien des BMELV. Pferdeheilkunde 29(4), 476-484.
[iii] Richtlijnen Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (2009), Leitlinien zur Beurteilung von Pferdehaltungen unter Tierschutzgesichtspunkten
[iv] Wet Dieren artikel 1.3 lid 3 – Besluit Houders van dieren artikel 1.6 lid 2
[v] Nicoll C. (1999). Understanding equine stereotypies. Equine Veterinary Journal 33(s28), 20-25
[vi] Mills D. and Davenport K (2002). The effect of a neighbouring conspecific versus the use of a mirror for the control of stereotypic weaving behaviour in the stabled horse. Animal Science 74(1), 95-101.
Mills D. and Riezenbos M. (2005). The role of the image of a conspecific in the regulation of stereotypic head movements in the horse. Applied Animal Behaviour Science 91(1), 155-165.
McAfee L., Mills D., Cooper J. (2002). The use of mirrors for the control of stereotypic weaving behaviour in the stabled horse. Applied Animal Behaviour Science 78(2-4), 159-173.
[vii] Hall C., Goodwin D., Heleski C., Randle H., Waran N. (2008). Is there evidence of learned helplessness in horses? Journal of Applied Animal Welfare Science 11(3), 249-266.
[viii] Henderson A. (2007). Don’t fence me in: managing psychological well being for elite performance horses. Applied Animal Welfare Science 10(4), 309-329.
[ix] Internetreferentie: Paarden bij elkaar
Internetreferentie: Het nieuwe paardenhouden
[x] Mason G.J. (1991). Stereotypies and suffering. Behavioural Processes 25(2-3), 103-115.
[xi] Galizzi Vecchiotti G. en Galanti R. (1986). Evidence of heredity of cribbing, weaving and stall-walking in thoroughbred horses. Livestock Production Science 17, 91-95.
Borroni A. en Canali E. (1993). Behavioural problems in thoroughbred horses reared in Italy. Proceedings of the International Congress on Applied Ethology, Berlijn (ed. Nichelmann M., Wierenga H. en Braun S.)
McGreevy P., Cripps P., French N., Green L., Nicol C. (1995). Management factors associated with stereotypic and redirected behaviour in the thoroughbred horse. Equine Veterinary Journal 27, 86-91.
Redbo I., Redbo-Torstensson P., Ödberg F., Hedendahl A., Holm J. (1998). Factors affecting behavioural disturbances in race-horses. Animal Science 66, 475-481.
Waters A., Nicol C., French N. (2002). Factors influencing the development of stereotypic and redirected behaviours in young horses: finding of a four year prospective epidemiological study. Equine Veterinary Journal 34(6), 572-579.