Een leven dat het waard is om geleefd te worden, voor alle dieren.
Het amendement op de Wet Dieren, dat onlangs werd aangenomen in zowel de Tweede als de Eerste Kamer, leidde tot nogal wat consternatie. De kern van het amendement is dat men een bepaald houderijsysteem niet meer als excuus kan gebruiken om de gezondheid of het welzijn van dieren te benadelen door bijvoorbeeld geen daglicht te bieden of, zoals bij varkens, staarten af te knippen.
Dieren moeten hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Het dier mag niet meer aangepast worden aan het systeem waarin men het wil houden.
Minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ziet de problemen nu opdoemen voor de intensieve veehouderij, waar dit heel vaak gebeurt. En ze liet weten dat dit ook voor huisdieren (de Wet Dieren geldt uiteraard voor álle dieren) gevolgen kan hebben.
Fantasie
Dat bleek koren op de molen van enkele politieke partijen met landbouwbelangen en vooral van de media, die hun fantasie de vrije loop lieten. De hond zou niet meer aan de lijn mogen! Alle katten zouden naar buiten moeten en daar alle vogels gaan opvreten! Iedereen met een kanarie in een kooi zou het risico lopen om gecontroleerd en beboet te worden!
Alsof de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet al verzuipt in het werk en het kattenluikje van iedere brave burger gaat controleren.
De discussie raakte daardoor op een mediageniek zijspoor, wat de aandacht afleidde van waar het om gaat: dieren het leven geven dat bij ze past en waarin hun belangen worden gerespecteerd.
Die voornemens bestaan al heel lang: in 2001 adviseerde de commissie-Wijffels dat de Nederlandse veehouderij zich moest beraden over de gevolgen van de schaalvergroting voor dierenwelzijn, milieu, voedselveiligheid, ethiek en natuur. Toen bestonden er nog legbatterijen die inmiddels zijn afgeschaft, maar de tijd lijkt nu rijp om echt door te pakken. Varkens hebben nog steeds geen stro in hun hokken, konijnen zitten op draadstaal, er sterven veel jonge dieren voortijdig en stalbranden zijn schering en inslag.
Het rapport van de Raad voor Dieraangelegenheden uit 2019 geeft aan hoe belangrijk dierenwelzijn wordt gevonden door de samenleving, en de Tweede en Eerste Kamer geven daar nu gevolg aan. De invulling van welzijn kan per diersoort verschillen: een varken stelt een ander leven op prijs dan een kat of een duif. Het amendement spreekt alleen in algemeenheden; de invulling moet nog volgen en de minister ziet een loodzware taak opdoemen. Het is dan ook slechts het begin van een proces.
Een bijkomend voordeel, zeker ook wat betreft het houden van huisdieren, is de bewustwording van wat een ‘natuurlijk leven’ van een dier inhoudt. We weten inmiddels veel meer over dieren dan voorheen; achter hun uiterlijk gaat een wereld van emoties, beleving en intelligentie schuil. Wij hebben dit in het verleden niet of niet voldoende herkend en gewaardeerd (ook de schrijver dezes: wij hadden vroeger een vis in een kom en een konijn in een hok). Dieren willen, net als wij, niets anders dan een leven dat het waard is om geleefd te worden.
Dan moeten we ook tot de conclusie komen, dat we sommige dieren helemaal niet (goed) als huisdier kunnen houden. Zo kunnen we exoten veelal niet het leven bieden dat nodig is voor een goed welzijn.
Dieren zijn geen kinderspeelgoed. Dieren zijn geen prestigeobjecten. Dieren zijn meer dan hoofdrolspelers in YouTube-filmpjes. Dieren zijn niet louter voedselmachines.
Morele plicht
Als we keuzes maken om dieren te gebruiken, hebben we de morele plicht om zoveel mogelijk aan hun belangen tegemoet te komen. In welke mate precies, daarover zullen de meningen voorlopig nog wel even verdeeld zijn. Maar dit amendement zal in elk geval zowel de industrie als de burgers tot nadenken dwingen.
Artikel van bestuurslid Servé Smeets, geplaatst in De Limburger