De hoogleraren die zich in een artikel in de Volkskrant van 3 oktober uitspreken over de risico’s van kringlooplandbouw, gaan uit van een aantal aannames die niet logisch zijn in het licht van de problemen die zij ook benoemen, zoals milieuproblemen, klimaatverandering, zoönosen en dierziektes.
Allereerst lijkt het alsof deze hoogleraren een eigen idee hebben over kringlooplandbouw. Maar, áls je er al vanuit gaat, dat er dieren in die kringloop nodig zijn -hetgeen nog maar de vraag is- dan is het principe van dít type kringlooplandbouw dat de hoeveelheid reststromen en het niet voor hoogwaardige humane voedselproductie geschikte land de beperkende factoren zijn voor het aantal dieren. Daarbij aangetekend, dat niet ieder stukje land, dat geen hoogwaardige humane voeding kan opleveren, dan maar gebruikt dient te worden voor diervoeding. Land en alles wat daar spontaan op groeit, heeft ook een intrinsieke (natuur)waarde en kan bovendien zeer waardevol zijn als CO2-opslag.
Uit hun relaas kun je ook opmaken, dat ze bij hun beschouwingen uitgaan van dieren zoals die nú gebruikt worden in de bio-industrie: speciaal op hoge productie, snelle groei en meest gunstige voederconversie gefokte dieren, die door hen worden beschouwd als productiemiddelen en overduidelijk niet als dieren met cognitieve en emotionele eigenschappen, zoals steeds vaker door ethologen wordt onderschreven. Dit getuigt van de wijdverbreide wereldvisie, dat de mens het topmodel van deze schepping is en de wereld inclusief het daarop voorkomende leven door hem gebruikt kan en mag worden: antropocentrisme. Kom op hoogleraren, enige nuancering zou jullie sieren ! Maar, als dan toch dieren worden gebruikt voor de kringloop, waarom niet robuustere soorten die dichter bij de oorspronkelijke diersoorten staan en dus veel minder gevoelig zijn voor externe invloeden ? En waarom niet in veel kleinere aantallen ?
Want impliciet lijkt het, alsof de hoogleraren het houden van dieren nog steeds willen voortzetten in de grote aantallen zoals nu gebruikelijk. Dit, ondanks de kennis over het verband tussen klimaatverandering en productie van dierlijke eiwitten, ondanks de wetenschap dat sojaproductie in de Amazone gepaard gaat met moord en mensenrechtenschendingen, ondanks de stikstofcrisis in eigen land en ondanks de talloze milieu- en menselijke gezondheidsproblemen die de bio-industrie veroorzaakt.
Bijzonder is, dat ze ook schrijven over risico’s zoals aandoeningen aan het spijsverteringsstelsel, dierziektes zoals Afrikaanse varkenspest, en gekkekoeienziekte die alle zouden kunnen voortkomen uit kringlooplandbouw. Alsof die risico’s niet al lang en met name ook samenhangen met de huidige, massale opeenhopingen van productiedieren. En als het over gekkekoeienziekte gaat: welk uit de hand gelopen idioot systeem voert dan ook bewerkt organisch afval aan planteneters ?
Kortom, wij hebben de stellige indruk, dat ook deze hoogleraren zich nog steeds niet bewust zijn van een groot aantal dierwelzijns-, milieu-, biodiversiteits- en klimaatproblemen waarmee we in Nederland, maar als het biodiversiteit en klimaatverandering betreft ook wereldwijd, mee van doen hebben. Bij hun idee over kringlooplandbouw lijken ze in de basis uit te gaan van het fossiele systeem zoals nu gebruikelijk in de bio-industrie.
Ook als het niet over klimaat gaat, moeten we het erover hebben ! (Tine Hens, 2017)